De wielen van de boerenwagen rammelen over de weg. De kerkklokken van het dorp luiden en langzaam beweegt zich de stoet achter de platte boerenwagen, getrokken door 2 paarden, in de richting van de begraafplaats. De zon werpt zijn stralen op de kist en verwarmt de mensen in de stoet. Langs de weg die de wagen volgt bloeien de narcissen als vroege bodes van het voorjaar. Bodes van hoop, hoop dat het niet altijd winter blijft. Hoop dat er leven is na de dood. De mensen zijn op weg om het lichaam van dit geliefd mens, een paardenman en boer in hart en nieren, te zaaien in de akker van de dood. In de hoop en de verwachting dat er een opstanding zal zijn. Een opnieuw weerzien. Geen vaarwel, maar een tot ziens.
Het geluid van de paardenhoeven en de rammelende wielen verstomt. Net als de klokken die steeds langzamer luiden.
Ja, het rouwrumoer verstomt. De stilte blijft.
Maar, door kilte van de stilte heen breken de bloemen van herinnering door en bieden troost. Een mooi mens zal gemist worden, maar wie hij was en wat hij zei, nemen we mee als kostbare herinneringen in ons verdere leven.
En ik ben dankbaar dat ik dit mens gekend heb en dit lieve gezin mocht bijstaan in een afscheid dat passend was en troost mocht bieden. De tijd stond even stil. Ja, even waren we terug in de tijd gegaan en hadden ervaren dat rouw naast verdriet ook mooi kan zijn. Gosse rust zacht!