Vandaag mocht ik haar ontmoeten. Broos, maar met ogen die nog straalden van leven, keek ze mij aan vanuit de stoel aan de andere kant van de tafel. Op de grens van het leven mocht ik haar leren kennen en deelde ze met mij, naast haar laatste wensen, ook haar hart en spraken we over wat het leven haar gebracht had.
Voor ons op tafel stonden prachtige bloemen. Bloemen die ze zelf gezaaid en geoogst had. “Ja, en zet op de kaart dat bloemen mogen”, zei ze. “Liefst zo veel mogelijk”, “en als de mensen weggaan, geef ze dan een zakje met bloemen zaden mee”, opperde haar zoon.
Een mooi gebaar dat het leven door gaat. Ook na de dood. Een bloem bloeit, vergaat en sterft en brengt zaden voort die weer opnieuw bloeien – de cirkel van het leven. Het bewijs dat de dood niet het einde is, maar slechts een nieuw begin.
Ja, ergens geloofde ze en hoopte ze dat ook. Al twijfelde ze of ze wel goed genoeg geleefd had omdat ze niet veel naar de kerk was geweest. Wel bad ze dagelijks. En hoe dat zou zijn, daar kon ze zich geen inbeelding van maken, ook niet of we elkaar nog zouden weerzien.
Nog lang praatten we samen verder en op de vraag waarom ze mij had gebeld, vertelde ze dat het verhaal van Hette in de Barneveldse Krant, haar geraakt had en dat iemand die zoiets doet wel een gevoelspersoon moest zijn. En ook de foto van ons in de krant vond ze zo vriendelijk. “Maar”, voegde ze er snel aan toe met stralende ogen, “in werkelijkheid ben je nog veel vriendelijker…”
Ja, dan wil je toch geen afscheid nemen. Bij mijn vertrek vertelde ik haar, dat ik graag nog eens terugkwam. Maar mocht ik haar niet meer terug zien in het land van de levenden omdat zij de grens al gepasseerd was, dat ik haar dan zeker aan de andere kant weer hoopte te zien.
Ik weet niet waar en wanneer maar “we will meet again…”